Rode wangen, regenkrullen, geborgen in een warme omhelzing. Je zwaait naar ieder raam. Later knelt die warmte als een wollen sjaal strak om je nek. Maar nu nog niet. Vragende ogen, nieuwsgierig naar voorbij de horizon. Stadse fratsen, zegt opa later, je regenkrullen hennarood omdat je snakt naar adem. Maar nu nog niet.